Marian Wolfert
Ik kijk naar mijn foto’s, een van een geit die glimlacht in de camera, een van vier danseressen waarvan drie in engelenkostuums en een in afgeknipte jeans, een van een pauw met tachtig veren. Dat is niet veel voor een pauw, hij is al oud.
Mijn foto’s zijn schitterend. Waar ik woon is het ook heel mooi. Ik heb altijd al in een caravan willen wonen, met een kachel die te hard brandt of te zacht. Als ik in bed lig kijk ik naar de sterrenhemel. Soms zit er een spin op het plastic dak en altijd is die groot.
De zin had kleuren. Letters hebben kleuren. Er zat een eeu in ergens, die is geelgroen met grijs.